VOETBALTERMEN

13-01-2013 09:58

 

Hieronder de meest voorkomende voetbaltermen(uitdrukkingen)

 
Achterhoede
De linie van de verdedigers. Ook wel defensie genoemd.
 
Arbiter
Een ander woord voor scheidsrechter.
 
Afstandsschot
Een ver schot van buiten het strafschopgebied.
 
Assist
Een goede pass of voorzet geven waaruit een medespeler scoort.
 
Assistent-scheidsrechter
De persoon langs de kant met vlag die op buitenspel, ingooien en overtredingen let. Vroeger grensrechter genoemd.
 
Balcontrole
De baas zijn over de bal, omdat je de juiste techniek bezit.
 
Basisspeler
Een speler die vanaf de eerste minuut mag starten en dus in de basisopstelling staat.
 
Blessuretijd
De extra tijd die een scheidsrechter na 90 minuten rekent om de tijd die verloren is gegaan door blessuregevallen en wissels goed te maken.
 
Buitenspel
Je kunt alleen buitenspel staan op de aanvalshelft. Wanneer? Als je bal krijgt aangespeeld op het moment dat er tussen jou en de laatste verdediger (meestal de keeper) geen andere verdediger meer staat. Sta je op moment van spelen op één lijn met de voorlaatste verdediger, dan is het geen buitenspel.
 
Corner
De Engelse term voor hoekschop. Veel woorden uit de Engelse taal worden gebruikt in het voetbal. Denk bijvoorbeeld ook aan penalty, goal, keeper, captain en hands.
 
Counter
Razendsnelle tegenaanval van de ploeg die aan het verdedigen was. Door snel om te schakelen van verdediging naar aanval is deze aanval meteen gevaarlijk, omdat er veel ruimte ligt.
 
Crosspass
Lange, diagonale (schuine) bal waarmee het spel snel over de breedte van het veld wordt verplaatst.
 
Defensie
De linie van de verdedigers. Ook wel achterhoede genoemd.
 
Dekken
Je directe tegenstander fel verdedigen.
 
Derby
Een wedstrijd tussen twee rivalen uit dezelfde stad (stadsderby) of regio (streekderby).
 
Dribbelen
Met de bal aan de voet over het veld rennen.
 
Eén-tweetje
Een combinatie met een medespeler. Je speelt de bal naar hem, loop door en krijgt hem vervolgens weer terug.
 
Goal
Engelse woord voor doelpunt.
 
Hakbal
De bal met de achterkant van je voet (hak) raken.
 
Hands
De bal met de hand raken. Hands is een Engelse term.
 
Hattrick
In één wedstrijd drie doelpunten maken. De perfecte hattrick is in één helft drie doelpunten achter elkaar maken, dus zonder dat iemand anders tussendoor scoort.
 
Inworp
Ook wel ingooi genoemd. Zodra de bal over de zijlijn is gespeeld, mag je hem met je handen weer in het veld brengen. Dat gebeurt met de bal boven het hoofd.
 
Kaatsen
Dit wordt meestal gedaan door een spits. Die krijgt de bal over de grond aangespeeld, vaak met een verdediger in zijn rug, en laat de bal zo van zijn schoen stuiten (kaatsen) dat die in één keer bij een teamgenoot terecht komt. De bal wordt dus niet eerst gestopt.
 
Kans
Een goede mogelijkheid om te kunnen scoren.
 
Keeper
Het Engelse woord voor doelman. Deze wordt ook wel sluitpost genoemd.
 
Knijpen
Een speciale vorm van rugdekking geven. Bijvoorbeeld: als de bal aan de linkerkant is moet de rechterverdediger vanaf de zijkant naar binnen komen (knijpen). Hiermee maak je de speelruimte voor de tegenstander zo klein mogelijk.
 
Koppen
De bal met het hoofd raken.
 
Kruising
Het punt van het doel waar de paal en de lat samenkomen.
 
Lobje
De bal met een boog over iemand heen schieten.
 
Mentaliteit
De manier waarop je met voetbal bezig bent. Een ‘mentaal goede speler’ gaat altijd voorop in de strijd en werkt hard.
 
Muur
Spelers die bij een vrije trap van de aanvallende partij op een rijtje gaan staan en zo een ‘muur’ vormen. Daarmee proberen zij te voorkomen dat de bal in één keer op doel wordt geschoten.
 
Opbouw
Vanuit de verdediging een aanval via allerlei spelers opzetten.
 
Overtreding
Je tegenstander afstoppen op een wijze die volgens de regels niet mag. Zoals onderuit schoppen, vasthouden, duwen enzovoort.
 
Pass
De bal naar een teamgenoot overspelen.
 
Penalty
Engelse term voor strafschop.
 
Poorten
Iemand door de benen spelen. In straatvoetbal wordt dit panna genoemd.
 
Positie
De plaats waar je in het veld staat.
 
Pressie
Druk zetten op de bal of op de tegenstander. Door op te jagen hoop je snel de bal te veroveren.
 
Promoveren
In een hogere klasse gaan spelen.
 
Publiekswissel
Wanneer een speler tijdens de wedstrijd heel erg uitblinkt en zijn ploeg gaat bijna zeker winnen, wordt hij soms kort voor het einde van de wedstrijd gewisseld. Het publiek geeft de speler bij het verlaten van het veld een groot applaus. De publiekswissel wordt daarom ook wel een applauswissel genoemd.
 
Puntertje
De bal met de punt van je schoen raken. Normaal gesproken schiet je met je wreef, maar soms is de bal iets te ver weg en kun je hem alleen via een puntertje raken.
 
Rondootje
Een positiespelletje waarbij je de bal maar één keer mag raken. Het merendeel van de spelers staat in een grote kring. Eén of twee spelers bevinden zich daarin en proberen de bal af te pakken.
 
Rust
De pauze tussen twee helften.
 
Schijnbeweging
Net doen alsof je een bepaalde beweging gaat doen. Het doel is dat je tegenstander daar intrapt, zodat je juist de andere kant op kunt dribbelen.
 
Schwalbe
Net doen alsof er een overtreding op je is gemaakt, zodat je een vrije trap of penalty versiert. Duitse term. Deze actie wordt als zeer onsportief gezien en door scheidsrechters bestraft met een gele kaart.
 
Sliding
De bal afpakken door over het gras te glijden.
 
Spits
De aanvaller die het dichtst bij het doel staat opgesteld en vaak de meeste goals maakt.
 
Stiftballetje
De bal aan de onderkant raken zodat hij met een boog over de keeper in het doel verdwijnt.
 
Strafschop
Een speler mag vanaf 11 meter een directe vrije bal nemen, zonder dat er een verdediger tussen staat. De strafschop wordt toegekend als de verdedigende partij binnen het zestienmetergebied een overtreding maakt.
 
Tackle
Harde verdedigende actie op de bal. Hiermee wordt de aanvaller correct geblokt. Is de verdediger te laat, dan raakt hij vaak de benen van de aanvaller; een overtreding dus.
 
Tactiek
Speelwijze/strijdplan om te zorgen dat je gaat winnen.
 
Techniek
Allerlei vaardigheden die nodig zijn om te kunnen voetballen. Hoe schiet je de bal, hoe stop je hem, hoe moet je passen of koppen.
 
Verlenging
Extra tijd als de stand na 90 minuten gelijk is en er moet een winnaar uit de wedstrijd komen.
 
Volley
De bal in vanuit één keer uit de lucht schieten. Hij raakt dus eerst niet de grond.
 
Voorzet
Een trap waarmee je de bal voor het doel brengt, zodat een teamgenoot kan scoren.
 
Voorhoede
De voorste linie, de aanvallers dus.
 
Warming-up
Voor de wedstrijd rustig hardlopen en de spieren rekken. Dit doen spelers om blessures te voorkomen.
 
Wisselspeler
Reservespeler die niet in het basisopstelling begint, maar eerst op de bank plaatsneemt.